Veel woorden in een redactiesom zijn totaal onbelangrijk. Het maakt niks uit of er 328 olifanten in een park staan waarvan er 24 een blokje om gaan...of dat 328 aardbeien in een schaal liggen waarvan er 24 worden opgegeten. Als je graag wil weten hoeveel olifanten of aardbeien er overblijven, moet je in beide gevallen dezelfde som maken. Het antwoord is daarna uiteraard ook gelijk.
Wat wel belangrijk is, is dat bij de woorden: "weggaan, opeten en overblijven", een minsom hoort. Dat "min" betekent dat er iets weggaat. "Min" is een essentieel onderdeel van je rekenwoordenschat. Net als "korting" en "breedte".
In het echte leven gaat dat natuurlijk anders. Je rekent altijd iets uit. Iets wat je belangrijk vindt. Iets wat je graag wil weten. Niemand (bijna niemand) gaat voor zijn lol op zaterdagavond ééns fijn staartdelingen maken. Rekenen gaat over het leven. En daarmee is taal onlosmakelijk verbonden met rekenen. Je krijgt korting. Je gaat de muur verven en dus wil je de oppervlakte van de muur weten. Je wil weten hoeveel kilometer per uur je nieuwe auto kan rijden.
Om te begrijpen wat er aan de hand is in al deze situaties heb je je rekenwoordenschat nodig. Als je niet weet wat er met oppervlakte bedoeld wordt, dan zul je moeten gokken hoeveel blikken verf je moet kopen.
Die rekenwoordenschat wordt in de loop van de basisschool opgebouwd. In de kleutergroepen wordt een brede en stevige basis gelegd en in de groepen daarna wordt daar steeds op verder geborduurd. In de SLO kerndoelen rekenen vind je per leerjaar welke woorden leerlingen moeten kennen om mee te kunnen rekenen met de groep.
Wat een werk...!
Is dat nu je eerste gedachte? De SLO leerdoelen helemaal uitpluizen op zoek naar rekentaal is inderdaad wel even een klusje. Laat ik dat nou toevallig al voor je hebben gedaan. Wil je deze lijst ook graag hebben? Iedereen die zich inschrijft voor de Routepost krijgt hem gratis.
Reactie plaatsen
Reacties